Uilen in Nederland – Ronald van Harxen


Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik van uilen houd. Vriendinnen sturen mij kaarten met een uil erop en ik spaar uilenbeeldjes, die met regelmaat in mijn vensterbank staan (op dit moment alleen mijn nieuwste: een houten kerkuil op een stammetje, gekocht tijdens mijn vakantie in Cornwall).

Daarom was ik gelijk nieuwsgierig toen ik de titel ‘Uilen in Nederland’ op de website van KNNV-uitgevers zag staan. Op het omslag staat al een hele mooie foto van… ik wist eigenlijk niet wat voor een uil*.

uilen nederland boekreview

Soorten

Er zijn twee dingen die me meteen opvallen als ik het boek doorblader: er staan heel veel mooie foto’s in en, ik weet eigenlijk helemaal niet zoveel over uilen. Ja, een kerkuil, die kan ik moeiteloos herkennen, en dat de oehoe de grootste is, dat wist ik ook nog wel. Maar ik had vroeger een wiskundeleraar die we ‘mijnheer bosuil’ noemden, vanwege zijn manier van kijken en zijn oprullende wenkbrauwen. De bosuil heeft alleen helemaal niet van die neporen op zijn hoofd. We hadden hem beter ‘mijnheer ransuil’ kunnen noemen, maar dat klinkt een stuk gemener.

Gelukkig zet het eerste deel van het boek alle in Nederland voorkomende (of langswippende) uilen op een rijtje en vertelt er in het kort iets over. Zo weet ik nu dat het met de kerkuil best goed gaat omdat 90% tegenwoordig in nestkasten broedt, dat de oehoe pas in 1997 voor het eerst gedocumenteerd is in Nederland en dat de bosuil broedt in verlaten spechten-nesten.

Met de ransuil gaat het niet zo heel goed omdat er wegens de intensivering van de landbouw minder veldmuizen zijn en de kraai uit het bos is verdwenen, waardoor de uilen de door kraaien gebouwde nesten niet meer kunnen gebruiken om in te broeden. Ook de velduil heeft het moeilijk, het aantal broedparen in Nederland is afgenomen sinds in 1930 is begonnen met het ontginnen van moerassige heidevelden: de velduil is namelijk een grondbroeder die nesten maakt in moerassen en veengebieden.

Eten en roepen

Wat ik ook niet wist is dat niet alle uilen er dezelfde eetgewoontes op nahouden: zo eten oehoes gerust àndere uilen, maar eet de steenuil vooral insecten en wormen en de kerkuil uitsluitend kleine zoogdieren zoals muizen. Oehoe’s zijn sowieso types om rekening mee te houden, want in het tweede deel van het boek, waarin de auteur schrijft over zijn waarnemingen en andere anekdotes, wordt verteld over een hondje dat ooit door een oehoe van een boot werd geplukt. Ik hoop van harte dat dat goed is afgelopen, maar dat vertelt het verhaal niet.

Dat de auteur veel van uilen houdt, is duidelijk. Hij gaat er met regelmaat op uit om bijzondere soorten te kunnen zien en vertelt hoe hij daarbij te werk gaat: hij bootst de territoriumroep van de betreffende uil na in de hoop die ‘uit de tent te lokken’. Misschien moet ik de roep van de steenuil maar eens gaan oefenen voordat ik op vakantie ga naar Spanje, want daar schijn je ze veel te kunnen zien.

Voor de enige uil die ik ooit in het echt heb gezien hoefde ik geen moeite te doen, die zag ik gewoon vliegen in een bos en daarna op een tak zitten. ‘Kijk, een uil’, zei ik tegen mijn man.
‘Nou, dat lijkt me niet’, zei hij. ‘Het is overdag.’
‘Nou, wat is het dan volgens jou? Het ziet eruit alsof iemand een zak aardappelen op een tak heeft gezet. Dat kan volgens mij alleen maar een uil zijn.’

Eenmaal thuis keek ik in mijn ‘Zakgids vogels van Nederland en België’: Bosuil: forse uil met plomp lichaam, grote ronde kop en afgeronde vleugels’. Dat zei ik: zak aardappels.

*Nu ik het boek uit heb denk ik met zekerheid te kunnen zeggen dat het een jonge bosuil is. 
Ook uilen zien? Bij SchoolTV hebben ze tips over hoe je uilen kunt helpen.

Dit artikel kan betaalde links en/of affiliate links bevatten, wij plaatsen alleen aanbevelingen waar wij zelf achter staan.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *